Artikelen
23 april 2014
Over veranderingen op de arbeidsmarkt en het einde van de crisis
Langzaam maar zeker vat het gevoel post dat het weer beter gaat met de Nederlandse economie. De vooruitzichten zijn hoopgevend, de export stijgt, maar daar profiteren in principe alleen de wat grotere bedrijven van. De consument blijft afwachtend, want de werkloosheidcijfers zijn niet goed en dat betekent dat het vertrouwen nog maar heel voorzichtig toeneemt. Maar stel dat de goede geluiden doorzetten, dat we echt serieus uit de crisis kruipen, dat de vraag naar arbeid sterk toeneemt, wat dan? Want dat de arbeidsmarkt de afgelopen jaren drastisch is veranderd is iedereen duidelijk. Hoe gaan we daar dan mee om? Eric Boerakker, Ton Hendriks, Jan de Koning en Niels Raaphorst lieten er tijdens een ontbijt bij MANNA hun gedachten over gaan.
Eerst even een rondje voorstellen. Eric Boerakker (49 jaar) is directeur bij Maxflex. Hij komt uit het bedrijfsleven en werd gevraagd om Maxflex weer op de kaart te zetten. “Ik startte op het moment dat de markt zijn absolute dieptepunt bereikte, geen werk en extreem lage marges voor de vraag die er wel nog lag. We zien dat de markt aantrekt, dat de vraag naar flexibele arbeid groeit, maar ons probleem is dat de marges te laag zijn. Het zal veel tijd kosten om die prijzen weer op een normaal niveau te krijgen.” Ton Hendriks (32 jaar) is advocaat arbeidsrecht bij Hekkelman Advocaten. “De wet Werk & Zekerheid bezorgt ons veel werk, maar ik durf gerust te zeggen dat de wet niet oplevert wat er van wordt verwacht, niet voor werkgevers en niet voor werknemers.” Jan de Koning (65 jaar) is sinds 1992 druk met het ontwikkelen van concepten voor sociale ondernemingen, zoals ‘Brood op de plank’ en het Ambachtsplein. “In dat laatste concept koppelen we jongeren als gezel aan een leermeester om ze in een 1-op-1 traject een vak te leren en aan het werk te zetten. Dat valt niet mee, veel jongeren zitten thuis en hebben er geen zin in. Vaak is motivatie het probleem.” Niels Raaphorst (31 jaar) is director Mazars Nijmegen. Voor de Nederlandse tak van Mazars is hij ook verantwoordelijk om de vertaalslag te maken tussen marges en kostprijzen.”
De markt
De markt trekt aan, maar er is de afgelopen jaren het een en ander definitief veranderd. De bankwereld opereert anders, de huizenmarkt heeft een complete make-over ondergaan en ook de arbeidsmarkt zal er straks voorgoed anders uitzien. Eric Boerakker: “Ja, de markt komt langzaam in beweging. We hebben meer aanvragen van bestaande klanten. Ze hebben de afgelopen jaren vaak flink gesaneerd. Eerst gingen de flexibele contracten de deur uit, daarna werd er gesneden in contracten voor onbepaalde tijd. Die zie ik zo snel niet terugkomen, de flexibele schil zal groeien, omdat werkgevers hun handen vrij willen hebben om snel te reageren op andere marktomstandigheden. Dat zal voor ons gunstig uitpakken, maar op termijn komen ook wij in de problemen. Dan krijgen we een tekort aan gekwalificeerde mensen op de arbeidsmarkt. Dat zal met name worden opgevangen met buitenlandse arbeidskrachten. Die hebben we nu al, maar hun aantal zal toenemen.” Volgens Ton Hendriks wordt er nog wel degelijk gesaneerd. “Maar ondernemers willen het woord crisis niet meer in de mond nemen. Daar zijn ze wel klaar mee, ze willen weer bezig zijn met leuk ondernemen. Of die opwaartse lijn doorzet? Ik weet het niet.” Niels Raaphorst ziet het terug in de cijfers. “Er is veel gesaneerd en marges stonden verschrikkelijk onder druk. Dat kan allemaal weer ten goede keren, maar we zullen nooit meer zonder flexarbeid kunnen.”
Arbeid
Jan de Koning kent de arbeidsmarkt als zijn broekzak. Hij ziet bij jongeren te weinig incentives om aan het arbeidsproces deel te nemen. “Het zijn jongeren die thuis zitten en geen zin hebben om aan de slag te gaan. Ze hebben een veilige uitkering en als ze gaan werken, gaan ze er soms zelfs financieel op achteruit. Hoe ernstig dat is? Eind 2013 hadden we in de regio 15.000 mensen zonder baan op 2.000 vacatures. Dat is ernstig, we dreigen een complete generatie te verliezen. Die prikkel moet er in komen, niet alleen door een betere beloning, maar ook door meer aandacht voor motivatieontwikkeling in de vakopleidingen. Dat probleem is overigens niet van de laatste jaren, daar was tien jaar geleden ook al sprake van. Er zijn zeker wel oplossingen. Wij trainen jongeren op allerlei terreinen, ook in een poging om hun attitude te veranderen. Veel jongeren overschatten zichzelf en hebben geen realistisch beeld van wat ze kunnen en waar hun grenzen liggen. Wij sturen op empowerment en maken leerlingen bewust van hoe zij zelf en hun wereld in elkaar zit. Pas dan ontstaat de mogelijkheid om te veranderen. We doen dat in een kleinschalige omgeving met veel persoonlijke aandacht. Dan kan er een sterk gevoel van trots groeien, een besef van: ik kan iets, ik versta een vak, ik kan mezelf redden en ik werk voor mijn geld. Daar hebben we ook gemotiveerde leermeesters voor nodig, vakmensen die vanuit een positieve benadering aan kwetsbare jongeren een nieuw perspectief bieden.”
Wet- en regelgeving
De overheid kan een positieve rol spelen door kleinschalige trajecten financieel te ondersteunen. Alleen al in deze regio zijn er zo’n tachtig initiatieven om jongeren die buiten de boot dreigen te vallen te helpen. De wetgever kiest echter nog steeds voor een controlerende top-down benadering die weinig ruimte biedt voor vernieuwende ideeën. Neem de wet ‘Werk & Zekerheid’. Deze is bedoeld om de arbeidsmarkt drastisch te saneren. Het zou allemaal eenvoudiger moeten worden voor zowel werkgevers als werknemers, het tegendeel is het geval, de wet is door vrijwel alle betrokken op hoofdpunten afgeschoten. Werkgevers gaan er niets op vooruit, werknemers ook niet. De ontslagbescherming blijft strak overeind, het wordt wellicht moeilijker om tijdelijke contracten te verlengen. Dat kon voorheen tot maximaal drie jaar, dat gaat na maximaal twee jaar. Het enige gevolg: werkgevers nemen na twee jaar in plaats van na drie jaar afscheid en gaan op zoek naar een ander, of zoeken mazen in de wetgeving. Contracten voor onbepaalde tijd? Vergeet het maar, zeker niet voor de kwetsbare groep jongeren. En 50-plussers? Het aanstellen van een 50-plusser kan gedurende drie jaar een maximale premiekorting van 7.000,- per jaar opleveren. Samen met een grote ervaring, een gezonde arbeidsethos en een salaris dat bespreekbaar is, wordt de 50-plusser langzaam maar zeker een goed alternatief. De 65-plusser is helemaal interessant, dat wordt straks een nieuwe niche op de arbeidsmarkt, een waardevolle groep medewerkers.”
Toekomst
De Polen kwamen de laatste jaren redelijk massaal werk opknappen waar je geen Nederlander meer voor kon strikken. Ze profiteerden van in hun ogen uitstekende arbeidsomstandigheden en salarissen. Natuurlijk waren er excessen, te lage lonen, te lange werkdagen, slechte huisvesting en overlast, maar daar is aandacht voor, dat zal veranderen. En de Polen krijgen op termijn gezelschap van Roemenen en Bulgaren, dat is een zekerheid, maar het gaat over het algemeen om werknemers die geen wens hebben zich hier te vestigen. En de Nederlanders? Die zullen moeten wennen aan het idee dat veertig jaar werken voor dezelfde baas niet meer bestaat. Dat verandering nog de enige constante is, dat het nooit meer om baanzekerheid gaat, maar om werkzekerheid. De jongste (goed opgeleide) generatie vult dat nu al zelf in. Die is niet meer geïnteresseerd in veertig uur per week hetzelfde werk voor dezelfde werkgever. Die hopt van baan naar baan, laat zich inspireren door een baan die interessant is, die hem verder helpt. Die vormt samen met anderen een coöperatie, maakt van de oude Honigfabriek een hip maakcentrum, waar ambachtelijk werk weer de aandacht krijgt die het verdient. Dat wordt het arbeidspotentieel van de komende twintig jaar, mensen die geen moeite hebben met veranderen, maar zelf verandering opzoeken. Dat levert voor werkgevers ook weer een interessante uitdaging op, maar daar zijn ze inmiddels wel aan gewend.